De eerste-dag-na-de-vakantie-blues

24-06-2017 19:44

“Tuut-tuut-tuut” Hoor ik, terwijl ik mijn hoofd onder mijn deken stop. ‘Wat een rotgeluid’ denk ik. Het kost me even om me te realiseren dat het mijn wekker is. Dat geluid hoorde ik namelijk maar liefst vier weken geleden voor het laatst. Het is mijn eerste werkdag na mijn vakantie en ik heb onwijze tegenzin. Tegenzin? Je hebt toch zo’n leuke baan, Esther? Ik. Heb. Tegenzin.
Vier weken lang kon ik gaan slapen wanneer ik zin had, uit bed komen wanneer ik honger kreeg, dan in mijn pyjama blijven lopen tot ik daar beu van was, bikini aan doen en zwemmen. Wat een lui leven. Maar nu gaat de wekker. Ik sleur mezelf uit bed, kijk in de spiegel en de ravage die ik aantref lijkt bijna groot genoeg om een GIRO555-actie te starten. Dit wordt een heftige ochtend.
Na drie kwartier acclimatiseren rijd ik naar de eerste cliënt. Het regent. Uiteraard.

Oh! Ben JIJ er weer?! Lang niet gezien!”  Het eerste gezicht dat ik vandaag zie – afgezien van dat van mijn slapende vriend – is dat van een dame op leeftijd met een glimlach van oor tot oor. Ze heeft de halve nacht niet geslapen – voor haar helaas gebruikelijk – maar is onwijs blij om me te zien. Wauw.

Ik rijd een krap uur later – nu goed wakker – verder naar het tweede adres. “Hé! Nou wat een verrassing! Ik dacht dat iemand anders kwam maar jij bent het! Ik ben echt blij om je weer te zien meid!” Ik kijk in het gezicht van een wakkere, opgewekte oude man. Ik kom hem een injectie geven maar hij blijft maar zeggen hoe blij hij is dat ik er ben. Nogmaals: Wauw.

Zo verloopt mijn ochtend en na ieder huisbezoek loop ik vrolijker terug naar mijn auto. Waar klaagde ik vanmorgen nou over? Ik kijk in mijn autospiegel en zie dat mijn gezicht – redelijk – gladgetrokken is. En mijn haar heeft ook wel eens slechter gezeten. Jammer van die regen, maar zeg nou zelf: dat is ook wel goed voor de tuin natuurlijk!

“Joe ! De deur is open!” … “Ken ik jou? Oh gut ja die lach herken ik uit duizenden! Maar wat is je naam ook alweer kind? Ik ben blij je weer te zien! Was je niet verhuisd?” Ik word begroet met een zwaai met een stok en een grote glimlach van een dame wiens geheugen haar in de steek  begint te laten. Ik ben verwonderd dat ze me herkende. Driemaal wauw.

Inmiddels rijd ik niet meer gewoon naar het volgende adres maar ik vlieg bijna. Wat een leuke ochtend! Ik kan bijna niet meer zitten van de veren in mijn kont als ik stop bij de laatste meneer waar ik zorg kom verlenen vanmorgen. Deze meneer ervaart het leven als een zware last. Door veel problematiek op het psychiatrische vlak is het moeilijk om te leven volgens de standaarden die wij hier ontwikkeld hebben en dat doet hem dagelijks veel verdriet. Eigenlijk zou hij liever niet meer verder leven. Ik bel aan. De deur gaat open doormiddel van een systeem waarbij meneer niet naar de deur hoeft te lopen. Als ik de trap op loop hoor ik gemopper. Blijkbaar heeft het openen van de deur stress opgeleverd. Ik steek mijn hoofd om de hoek van de deur. “Goedemorgen? Of is het een niet-zo-goede-morgen?” vraag ik voorzichtig. “Nee. Geen goede morgen” … “Hé Esther! Ben jij het? Het is geen goede morgen maar ik ben wel heel blij dat je er weer bent!”. We praten drie kwartier over koetjes en kalfjes, mijn verhuizing, de sportblessure van mijn vriend en over de duistere kanten van het leven. Als ik weg ga maakt meneer zelf een grapje en lacht er zelf smakelijk om. “Fijn dat je er weer bent!”  hoor ik, terwijl ik de trap weer af loop. Wauw.

Vanmorgen had ik last van een typisch gevalletje eerste-dag-na-de-vakantie-blues. Maar slechts een handjevol zorgvragers had een handje vol huisbezoeken nodig om er een fantastische eerste werkochtend van te maken. Ik heb echt de allerleukste baan van de wereld.