Dementie en een kleine ode aan de mantelzorg

22-09-2017 20:49

“Ik héb wat voor je!”. Ik kijk in het glunderende gezicht van een hele oude dame. Het afgelopen half jaar heeft ze fors ingeleverd. Haar persoonlijke verzorging gaat haar steeds moeilijker af en ook lopen en de dagelijkse activiteiten worden ingewikkelder. Niet omdat haar lijf niet meer wil, maar omdat haar hoofd niet meer goed coördineert. “U heeft wat voor mij?” Herhaal ik mevrouw in de hoop dat we een gesprek kunnen voeren. “Oh ja?” vraag ze me. “Ik denk het. U zei volgens mij net dat u wat voor mij had.” Moedig ik haar aan. Ik zie haar denken. “Oh JA!” klinkt er enthousiast. In één streep loopt ze, zonder strompelen en wankelen, naar het keukenkastje. Een ingepakt doosje chocolade komt tevoorschijn. “Was je misschien jarig meid? Esther, heet je, toch?”. Ik sta perplex. Ze weet mijn naam en weet dat ik jarig ben. Misschien iets te enthousiast reageer ik: “Nou! Wat onwijs goed dat u nog weet dat ik jarig ben! Echt knap!”. Haar gezicht betrekt en er volgt een – licht geïrriteerde: “Nou joh, ik ben niet achterlijk natuurlijk.”. Nee, zeker niet achterlijk. Helaas lijdt ze wel aan dementie. En zij is niet de enige..

Volgens cijfers van Alzheimer Nederland leven er in Nederland vandaag de dag ongeveer 270.000 mensen met (een vorm van) dementie*. Slechts een heel klein deel daar van woont in de verpleeghuizen (70.000 mensen). De rest woont thuis. Twee-honderd-duizend mensen met dementie wonen thuis. Bij ons allemaal in de wijken. Bij jou en bij mij, en niet ergens ver weg. Misschien is het die buurvrouw, die elke dag opnieuw een brood gaat kopen terwijl ze maar alleen is. Of die buurman die soms in zijn ondergoed de krant gaat halen, wat hij eerder nooit gedaan zou hebben. Misschien is het de dame voor die je verstrooid om zich heen ziet kijken als je de winkel uit loopt. Het kan ook de meneer naast je in de bus zijn, die al de hele route kijkt alsof hij niet weet waar hij is. Hoe vaak zie jij zoiets gebeuren? En wat doe je dan? Ga je het gesprek aan of wacht je – misschien zelfs wat geïrriteerd - tot je kan passeren en loop je verder?

Die tweehonderdduizend mensen waarvan het brein begint te haperen. Soms zijn ze bij de wijkzorg in beeld, maar veel vaker zorgen hun kinderen voor ze. Hun kinderen die ook gewoon banen en gezinnen hebben en niet altijd in de buurt kunnen zijn. Het zijn de kinderen die na hun werk niet naar huis gaan maar naar hun vader of moeder en daar de vuile sokken uit prullenbakken vissen, bestek terug vinden in de brievenbus en de boterhammen tegenkomen op het toilet. Het zijn de kinderen die ’s avonds in bed gaan liggen en hopen dat hun ouders ook lekker in bed zijn gaan liggen. Het zijn de kinderen van de ouders die eigenlijk niet meer thuis zouden moeten wonen maar die zelf nog niet naar een verpleeghuis willen en (nog) niet in aanmerking komen voor een verplichte opname.

Ik denk dat wij – iedereen in Nederland – het aan deze mensen verschuldigd zijn dat we een oogje in het zeil houden als zij slapen of op hun werk zijn. We zijn het ze verschuldigd dat we die oudere dame aanspreken als we vermoeden dat ze de weg kwijt zou kunnen zijn. En we zijn het ze verschuldigd dat we bij de buurman aanbellen en een gesprekje aanknopen als we hem elke dag hetzelfde zien doen. Wat kan er mis gaan?

Kijk je met me mee? Samen zien we namelijk veel meer.

*https://www.alzheimer-nederland.nl/sites/default/files/directupload/factsheet-dementie-algemeen.pdf