Zie je in de hemel

16-01-2017 15:33

Het was voorjaar, haar lievelingsseizoen. Het voorjaar was volgens haar het seizoen waarin het leven zo centraal staat dat je het kan proeven, overal waar je komt. Maar dit jaar zou het anders zijn.

Deze dame kwam op een vrijdag binnengereden in het hospice. Op de brancard lag een oude mevrouw, spierwit haar, blosjes op haar wangen in haar prachtige gezicht wat – als ze glimlachte – vrijwel rimpelloos leek te zijn. Ik bracht haar naar haar kamer en liet haar even wennen samen met haar vriendin. Toen ik een half uurtje later weer binnen kwam was de lege kamer omgetoverd tot een kamer die – zoals later bleek – perfect bij deze dame paste. Alle persoonlijke spulletjes waren uit haar tassen gekomen en in bed lag een vrouw met een brede glimlach.

Ik bouwde die middag een leuke band op met haar. We hadden uitgebreide gesprekken over koetjes en kalfjes maar ook over wat haar was overkomen en de daarbij horende gevolgen. Deze dame was niet lang geleden naar de huisarts gegaan met een grote knobbel in haar hals die daar – voor haar gevoel – zomaar opeens verschenen was. In haar hals was inderdaad een bult te zien en dat was precies hetgeen roet in het eten gooide. Ze had een exponentieel groeiende tumor. Toen het monster ontdekt was, was er eigenlijk al niets meer aan te doen. De verwachting was dat ze binnen enkele dagen zou overlijden. Het was een hele optimistische en vrolijke dame. Ze was geïnteresseerd en we hebben die dag wat af gekletst. Over koetjes en kalfjes, het weer en over doodgaan. Over dat zij binnenkort dood zou gaan en over het feit dat ze dat niet eng vond. Stoer mens.

Toen ik later die dag naar huis ging, ging ik bij haar langs om afscheid te nemen. Ik ging een vrij weekend in en de kans was aanwezig dat ik haar niet weer zou zien. “Zuster, ik vind het jammer dat ik u nu pas heb ontmoet. Mocht ik u niet meer zien in deze wereld dan weet ik dat ik u weer tegen kom in de hemel. Want ik weet zeker dat u daar terecht komt” sprak ze tegen me terwijl ze mijn hand stevig vast pakte.

De maandag daarop kwam ik haar kamer binnen. In bed lag een dame ogenschijnlijk ontspannen te slapen. Ontspannen, met behulp van een pompje dat naast haar bed hing en via dunne lijntjes een combinatie van pijnstilling en slaapmedicatie onder haar huid toediende. De sedatie was de dag daarvoor gestart op verzoek van mevrouw zelf. Niet veel later die dag zou ze komen te overlijden en zou ik samen met mijn collega de laatste verzorging verlenen aan deze bijzondere vrouw.

Er wordt best wel vaak gezegd dat je werk en privé gescheiden ‘moet’ houden. Dat je zaken die op je werk gebeuren daar moet proberen te laten en niet ‘mee moet nemen’ naar huis. Maar ik denk dat dat niet altijd realistisch is. Ik kan me niet voorstellen dat ik een kamerdeur sluit of een huis verlaat en niet meer stil sta bij wat er net gebeurd is. En dat geldt denk ik niet alleen voor mijn beroep. Het geldt volgens mij ook voor therapeuten in een revalidatiecentrum die mensen helpen en na ze een intensief traject weer zelfstandig zien worden. En voor docenten die kinderen in de klas hebben die het moeilijk hebben thuis en hun verhaal kwijt willen. Of ook die politieagent die als eerste de autodeur open moet doen van een auto die net betrokken is geweest bij een ongeval. Ik denk dat het voor ons allemaal geldt, ongeacht wat je doet. Laten we niet van elkaar verwachten dat we ‘het’ achter ons laten zodra we het uniform uit doen of een deur sluiten. Dat we dat niet altijd kunnen, dat maakt ons - in mijn ogen - een betrokken mens.